We maken gebruik van Cookies om uw bezoek op onze website te verbeteren.
Om meer te weten.

Ga direct naar inhoud
  • Verslag

(FR) Studie naar het gebruik van ruimte en tijd door de vale vleermuizen met behulp van geminiaturiseerde GPS-loggers, Eindrapport

Een studie uitgevoerd in België (Waals Gewest) in 2023 onderzocht de vlieghoogte van vale vleermuizen (Myotis myotis). Deze vraag werd gesteld in het kader van de groeiende vraag naar de installatie van windturbines in bossen. 24 zogende vrouwtjes uit 2 broedkolonies werden uitgerust met miniatuur GPS-ontvangers. Van de 13 teruggevonden bakens leverden er 9 een dataset (n=672 fix) die relevant was voor het beoordelen van de bezette jachtgebieden en de vlieghoogtes van de individuen. De jachtgebieden bevinden zich gemiddeld op 9,8 km van de kolonie (min. 1,7 km, max. 15,4 km). Dit zijn loofbossen, gemengde bossen of naaldbossen. De vlieghoogtes gemeten op gefilterde gegevens geven de volgende resultaten : tijdens de doortrekfase vliegen de grote muizen op een mediane hoogte van ongeveer 15 m boven de grond ; deze waarde kan variëren tussen 4 m en 30 m, wat neerkomt op een vlieghoogte van 5 tot 6 m boven de vegetatie.

De meeste bewegingen vinden plaats op minder dan 20 m boven de vegetatie en minder dan 10% van de meetpunten bereikt een hoogte van meer dan 36 m boven de vegetatie, hoewel niet met zekerheid kan worden vastgesteld in hoeverre GPS-metingen onnauwkeurig zijn. In de actieve jachtfase vliegen ze over het algemeen 4 m lager dan op doorreis, in de vegetatie, op een mediane hoogte van 3 tot 5 m onder de boomtoppen.De lessen die uit deze resultaten kunnen worden getrokken met betrekking tot de beschermingsmaatregelen die nodig zijn voor de installatie van windturbines in bossen, suggereren dat voor de vale vleermuis een afstand van 35 m tussen de basis van het blad van de windturbine en de kruin van de bomen voldoende zou zijn om het risico op botsingen met individuen in transit (d.w.z. het moment waarop individuen het hoogst vliegen) aanzienlijk te verminderen.

Deze studie werd uitgevoerd door Ecofirst in samenwerking met CSD-ingénieurs, met financiering van de Waalse Overheidsdienst (DEMNA).

Couverture Rapport lot 2